Indicatie
Honden:
- Voor de controle van postoperatieve pijn en ontsteking na orthopedische en weke delen chirurgie (met inbegrip van intraoculaire chirurgie).
Katten:
Voor de controle van postoperatieve pijn na chirurgie.
Contra-indicatie
Honden en katten:
- Niet gebruiken bij dieren met hart-, lever- of nierziekte of maag-darmproblemen waar mogelijk sprake is van maag-darmulceratie of -bloeding, of bij overgevoeligheid voor carprofen of een andere NSAID of voor een van de hulpstoffen in dit diergeneesmiddel.
- Niet toedienen door middel van intramusculaire injectie.
- Niet gebruiken na chirurgie die gepaard is gegaan met aanzienlijk bloedverlies.
- Niet gebruiken voor herhaalde toediening bij katten.
- Niet gebruiken bij katten jonger dan 5 maanden.
- Niet gebruiken bij honden jonger dan 10 weken.
- Niet gebruiken bij honden en katten tijdens de dracht of lactatie.
Dosering
Carprosol 50 mg/ml is een oplossing voor injectie, voor intraveneus of subcutaan gebruik.
Honden:
- 4 mg/kg (1 ml/12,5 kg) lichaamsgewicht bij voorkeur preoperatief toegediend, hetzij op het moment van premedicatie of bij de inductie van anesthesie. Ter verlenging van de pijnstillende en ontstekingsremmende postoperatieve werking, kan parenterale behandeling gedurende maximaal 5 dagen worden gevolgd door 4 mg/kg/dag carprofen als tablet.
Katten:
- 4 mg/kg (0,08 ml/1,0 kg) lichaamsgewicht bij voorkeur preoperatief toegediend, hetzij op het moment van premedicatie of bij de inductie van anesthesie. Het gebruik van een 1ml injectiespuit met maatverdeling wordt aanbevolen om de dosis nauwkeurig af te meten. De parenterale behandeling mag niet worden gevolgd door behandeling met carprofen tabletten.
Samenstelling
Eén ml bevat:
Carprofen 50 mg
Benzylalcohol (E1519) 15 mg
Carprosol 50 mg/ml is verkrijgbaar in een flacon van 20 ml.
Bijwerkingen
Honden en katten:
Net als bij andere NSAID’s is er sprake van een risico op zeldzame renale of idiosyncratische hepatische bijwerkingen. Bijwerkingen die kenmerkend zijn voor gebruik van NSAID’s als braken, zachte feces/diarree, occult bloed in feces, verlies van eetlust en lethargie zijn gemeld. Deze bijwerkingen doen zich in het algemeen voor binnen de eerste week van de behandeling. In de meeste gevallen zijn ze voorbijgaand van aard en verdwijnen ze na beëindiging van de behandeling. In zeer zeldzame gevallen kunnen ze echter ernstig of fataal zijn.
In geval van bijwerkingen dient het gebruik van het diergeneesmiddel te worden stopgezet en een dierenarts te worden geraadpleegd. Incidenteel kunnen na subcutane injectie reacties op de plaats van injectie worden waargenomen. De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd:
- Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 behandelde dieren vertonen bijwerking(en))
- Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 100 behandelde dieren)
- Soms (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 1.000 behandelde dieren)
- Zelden (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 10.000 behandelde dieren)
- Zeer zelden (minder dan 1 van de 10.000 behandelde dieren, inclusief geïsoleerde rapporten)
Indien u bijwerkingen vaststelt, zelfs wanneer die niet in deze bijsluiter worden vermeld, of u vermoedt dat het diergeneesmiddel niet werkzaam is, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis te stellen.
Veelgestelde vragen